Andras
Andras (29) en
zijn broer Gabor (19) ontmoeten we met de Mobiele
PicknickTafel op 16 mei. Het is een regenachtige dag en we
besluiten die dag soep en broodjes te doen in plaats van
pannenkoeken en smoothies. Andras en Gabor komen wat
verlegen aan tafel zitten en vragen om een boterham. Al
snel merken we dat we, behalve gebarentaal, geen
gemeenschappelijke taal hebben. De broers blijken uit
Hongarije te komen. We geven Andras en Gabor materiaal om
te schilderen. Dat blijkt een schot in de roos, ze kunnen
prachtig schilderen. Andras maakt een vogel, Gabor een
huisje met een boom en een zon. Later blijkt dat niet
gespeend te zijn van enige symbolische waarde. De jongens
leven al geruime tijd op straat, eerst in Hongarije waar ze
bijna een jaar geleden hun ouders hebben verloren door een
auto ongeval. Daarna zijn ze gaan dwalen door Europa. En nu
dus in Amsterdam. Ze leven van wat ze op straat vinden,
lege flessen, oud ijzer – in gebarentaal vragen ze ons waar
ze oud ijzer kunnen verkopen. Ze leven op straat en ze
slapen op straat, in het hoge gras van het Westerpark, in
een oud bootje wat ze kraken en later krijgen van de
eigenaar – het bootje blijkt lek te zijn en de politie
haalt hen, uit voorzorg, van hun bootje af. De jongens
laten zich niet afschrikken. Met een telkens weer
verbazende inventiviteit weten ze nieuwe shelters te vinden
of te maken.
De jongens blijken geen eendagsvliegen te zijn. Elke
picknick zijn ze er weer, met hun lange zwarte jassen staan
ze ons al op te wachten. Andras blijkt een actieve jongen
te zijn die al snel gaat meewerken met de Mobiele
PicknickTafel. Eerst met opbouwen en afbreken, daarna met
pannenkoeken bakken en de gasten entertainen. Hij praat aan
een stuk door, in het Hongaars, niemand verstaat hem, maar
toch begrijpen we hem allemaal.
Gabor is teruggetrokken en triest in het begin, hij heeft
blijkbaar een andere manier van verwerken dan zijn broer.
We vermoeden veel, maar echt met elkaar praten is lastig.
Langzaam maar zeker ontpopt Gabor zich toch ook. Hij gaat
meer en meer doen, praat wat meer en ook zijn handdruk
wordt steviger.
Andras en Gabor ontdekken ook de bibliotheek als ‘kantoor’.
Je kunt er uitgebreid internetten, spelletjes doen en
“kolleekaas” ontmoeten. In de bibliotheek blijkt het te
wemelen van de gelukszoekers uit de ‘Nieuwe Lidstaten’ en
andere daklozen. Ze trekken een tijdje op met Robert, ook
uit Hongarije. Hij blijkt echter aan de drank en aan de
drugs. Veel van hun collega’s zijn aan de alcohol en de
drugs. De jongens moeten daar niets van hebben.
Het paspoort van Gabor blijkt verlopen, hij moet terug naar
Hongarije om het te laten verlengen. Ze schrapen al hun
geld bij elkaar en Gabor kan met de trein naar Budapest.
Hij zal minimaal 3 weken weg zijn. Andras loopt met zijn
ziel onder zijn arm. Tot overmaat van ramp wordt ook het
tentje wat ze gemaakt hebben ontdekt en hij moet weg uit
het Westerpark. Nachten lang slaapt ie niet of nauwelijks.
In de bibliotheek ontmoet Andras regelmatig Mea. Er groeit
een vriendschap en ze besluiten samen te zoeken naar
onderdak en overleven. Andras vindt weer een nieuwe plek en
ook Mea gaat daar wonen. Samen hebben ze het goed, er
bloeit iets. Twee heel erg verschillende mensen, twee
boeiende mensen, twee mooie mensen. Andras en Mea. Straks
komt Gabor daar ook weer bij. Drie heel erg verschillende
mensen, drie boeiende mensen, drie mooie mensen. Gaan ze
samen overleven?
Tekst: Noud Verhave met dank aan Diane Elshout en Simon Rowe